Carla Bogaards - Gedichtencyclus 'Bo'

De dichtbundel "Bo", een cyclus gedichten, waarvan ik denk dat nooit eerder over het onderwerp “kleinkind/grootouder’ op deze manier is geschreven, de complexiteit ervan.
In feite is de dichter de onderzoeker, de wetenschapper in zijn laboratorium; de uitkomst van zo’n onderzoek leidt echter niet tot een definitieve afsluiting van dit thema.
Maar omdat het leven onvoorspelbaar is, en behalve wreed toch ook het begrip “compassie:” kent, net als de schrijver die zijn romanpersonages creëert en daar compassie mee heeft, kan het leven genereus zijn. M.a.w. het biedt je een geschenk aan, alstublieft een cadeau.
In mijn geval is dat cadeau mijn eerste kleinzoon, genaamd Bo. Hij is in maart 2010 drie jaar geworden. Ik noem hem in de gedichten “het kind.”
Op het eerste gezicht benader ik hem afstandelijk door hem “het kind” te noemen, of “kleiner Junge.”( in het Duits )
Hij is de aanjager tot de cyclus gedichten waarin ik mijn thema’s zoals onthechting, sterfelijkheid, religie familie, weer tot uitdrukking kan brengen.
De gedichten zijn door hem en op hem geïnspireerd, hij is mijn muze, ingebed echter in de filosofische benadering van levensthema’s. Ik bedoel dat ik absoluut geen sentimenteel, zoet boek wil maken.Integendeel, zoet is bessengelei dat je op een taart smeert. In een dichtbundel kan de lezer zichzelf terugvinden; glimlachen of fronsen.
De woorden “kleinkind””opa””oma” zijn niet te vinden in de gedichten,dat zou vals sentiment teweeg brengen, een Pavloveffect, wat ik schuw bij het schrijven.
Toen mijn jongste zoon, inmiddels 29, een jaar of zes was ben ik over hem gaan schrijven, in verschillende dichtbundels zijn ze te lezen,het gaat over het onbegrijpelijke van een klein kind, het intieme, alsof het niet voor mij bestemd is, het mystieke van een klein kind.
“Bo” begint als het kind ongeveer een jaar is. In de maanden daaraan vooraf heb ik wel gewerkt aan gedichten over hem, maar ik heb ze afgekeurd. Het wachten was eigenlijk op het juiste moment, toen het eerste gedicht uit de cyclus definitief vorm en inhoud kreeg. Dat kwam, en was absoluut ook weer een cadeau van het leven,
Ik stel mezelf vragen bij zeer jonge kinderen, en specifiek bij dit kind; waarom denk ik te weten wat het kind weet, en, zou er zoiets zijn als een collectief geheugen der mensheid; huilt hij om verdriet dat ooit door de mensheid ondergaan is, of om de onmacht van mensen de dieren te zien als schepsels. Et etera, etecera.
In elk geval verschillen deze gedichten niet alleen qua vorm van vorige gedichten, wel is al de aanzet daartoe te lezen in een aantal gedichten gepubliceerd in “Kleine hittegolf in mei”(uitgave Meulenhoff), ik werk er b.v er langer en dieper op door.
De vraag, of liever de wetenschap dat Bo niet uit mij is geboren krijgt een betekenis in de gedichten.
Concluderend; ik heb het cadeau aangenomen dat het leven mij aanbood. Ik sloeg daarom met mijn poëzie een nieuw pad in qua thematiek en qua vormgeving.Wat betreft dat laatste, ik heb verfijningen aangebracht en het spannender gemaakt. Een gedicht moet net als proza een bepaalde spanning hebben, zodat je het wilt uitlezen en opnieuw lezen.
Ter verduidelijking over de inhoud: volgens mij is het zo dat je als dichter een kapstok nodig hebt om je boodschap aan op te hangen. Een gedicht immers herbergt een idee, dat wordt uitgewerkt, een hele bundel gedichten benadrukt het idee en de uitwerking; de filosofie die de gedichten in zich meedragen.

Is dat alles? Nee, ik zou mezelf loochenen. Wel degelijk is er sprake van ontroering, excuses voor het grote woord, hoewel het begrip nooit op de achtergrond meespeelt tijdens het schrijven, zal het toch soms, maar dan nog enigszins timide, op de voorgrond treden bij het lezen.
Een gedicht is in feite net als een roman-of een essay-een organisch iets, het groeit als mos. Nooit is helemaal voorspelbaar hoe het gedicht zijn uiteindelijke “vorm” zal krijgen, het gedicht is reeds in mij, in geconcentreerde vorm, maar eenmaal “uitgeademd” blijft het wonderlijk welke kanten het opgroeit.Ja, alsof het mos is.
Ik heb wel eens bedacht dat het mos, groen mos, zich hecht en me daarbij de vraag gesteld wat het dan bedekt.
De bodem van mijn leven, dat was het antwoord.

Een van de gedichten uit de cyclus “Bo” is in november 2009 gepubliceerd in de nieuwste Zingende Zaag, De Porceleinen Zaag.Tenslotte een citaat van Joseph Brodsky uit zijn essaybundel “Tussen iemand en niemand”

Er schuilt een paradox in het feit dat de taal van de poëzie- net als trouwens elke taal-een geheel eigen dynamiek bezit, die de psychische beweging een versnelling verleent waardoor de dichter veel verder gaat dan hij dacht toen hij aan het gedicht begon. Toch is dit in feite het voornaamste mechanisme ( de voornaamste verleiding zo u wilt) van het creatieve werk; wie er eenmaal mee in aanraking is gekomen( of ervoor is bezweken) zal ten enenmale alle andere vormen van denken, uitdrukken –van transport verwerpen.
De taal drijft de dichter sferen binnen die hij anders niet zou kunnen benaderen, hoe groot zijn psychische –of geestelijke concentratievermogen ook is buiten schrijven van poëzie. En deze voortstuwing geschiedt met ongewone snelheid; met de snelheid van het geluid-een snelheid groter dan de verbeelding of de ervaring.
Meestal is de dichter aanzienlijk ouder bij de voltooiing van zijn gedicht dan toen hij eraan begon.”