Carla Bogaards - Fragment uit de roman Roes

Petra is dood. 'Petra is dood', ik zeg het hardop tegen iedereen die het horen wil, een nogal vreemde actie omdat ik op mijn hond na alleen thuis ben. Ik ga op mijn hurken zitten, het is een klein ras, om dit verlies, dat gestapeld wordt op het verlies van mijn zoon, tenminste met één levend wezen te kunnen delen. 'Je kent Petra toch, weet je wel, mijn vriendin, als ze haar hoofd schudde, zo van, nee Isabel, absoluut niet mee eens, dan waaierde haar haar uit, blond, naturel blond, en ze had zachte blanke handen, met sproetjes, daar aaide ze je mee, ze gaat je nooit meer aaien, ze is dood.'
Ik zie haar opeens heel duidelijk voor me, ik bedoel hoe ze op het laatst kon zijn, heftig nee schuddend, haar ronde blauwe ogen kijken boos, ze zegt dat ik een egoïst ben, ze tóétert het gewoon in mijn oren. De eerste keer dat ze het zei, deed het me niks, incasseren is één van mijn sterkste kanten, en verder mag iemand die je je hartsvriendin noemt, rustig dit soort dingen tegen je roepen, je blijft toch wel van haar houden.
Of ze er vaker mee geschermd heeft weet ik niet meer, het heeft blijkbaar niet veel indruk op me gemaakt, anders had ik het wel onthouden, alleen van de laatste keer ik herinner het me, ik gedroeg me als een verdomde egoïst, volgens haar, met dat gedrag riep ik het onheil over me af. Ze zei niet wat, of wanneer, hoezo, dacht ik, welk onheil, alsof ze er meer van wist. Tamelijk abrupt plakte ze er een zinnetje aan vast, namelijk dat dat onheil ook háár zou treffen.
' Zou Petra dit bedoeld hebben, wat denk jij, weet jij het', vraag ik mijn hond, honden hebben bovennatuurlijke gaven, dat heb ik ergens gelezen, ze kunnen in de toekomst kijken; als er al een mysterie school in Petra's woorden, dan zou mijn hond het kunnen ontsluieren. Tevergeefs wacht ik op het kleinste signaal dat ze af zal geven. Omdat ze van die hangende oren heeft, net als Vlaamse reuzen, kan ze, al zou ze willen, nog geen eens haar oren spitsen bij de naam Petra.
Toen ik het bericht kreeg, wilde ik het niet geloven, als er iemand van wie je houdt is gestorven, ontken je het glashard, gewoon blijven ontkennen, dan is het niet waar, al uren zeg ik de mantra op:Petra is dood, maar dat is een leugen.´
Zelfs als ik van binnen uit diep geïnspireerd zou mediteren terwijl ik de tekst uitspreekt, en ik zou contact krijgen met het goddelijke, zou de dode dan weer levend worden, zou mijn verdriet gesust worden? Hoe vastbesloten ik ook was om tenminste een sprankje hoop te mogen voelen, heeft het geen steek uitgemaakt bij mijn zoon, morsdood was hij, er was weinig meer van hem over, en wat ervan over was; morsdood, niks om nog een keer te strelen, al is het koud en stram, niks om een klein warm zoentje op te geven, omdat je zoveel van hem houdt , omdat hij voor zijn geboorte als een visje in je buik heeft rondgezwommen. De dood had toegeslagen en had zich snel weer uit de voeten gemaakt, zoiets was het, en het wrede leven gunde je ook niks meer, gewoon doorademen, geef maar kusjes op zijn foto.
Bij mijn broer´s dood heb ik voor het eerst de mantra opgezegd, ofschoon het alweer heel lang geleden is, kon ik me bij de dood van mijn zoon die mantra feilloos herinneren. Toen pakte ik hem weer op, het ging eigenlijk vanzelf, alsof er een innerlijke stem was die het van me overnam, het was kalmerend, het is bijna net zo iets als god om vrede in je hart vragen, ‘god geef me vrede in mijn hart´, je moet het herhalen en wachten tot er als het ware van die fijne stuifsneeuw over je hart wordt gewaaid, en je die vrede echt voelt.
Zo is het ook met de mantra, ik begon er aan, eerst woedend, daarna steeds ingetogener, en ik leek weer precies op dat domme zusje van weleer, dat de dood van haar broer ontkende. Ze zeiden tegen me, hij is dood, en ik antwoordde, jullie liegen, ik wilde ze aftroeven, dat was de eerste keer dat ik de mantra hardop zei: ‘Ze zeggen dat hij dood is, maar ze liegen´. Ik ben er net zo lang mee blijven doorgaan, tot ik hem met mijn eigen ogen opgebaard in zijn kist zag liggen, toen stopte het abrupt, ik stopte niet, het stopte.
De dood had haastig en zonder consideratie het spiervlees van zijn borst en schouders weggevreten, reken maar dat de dood een schrokop is. Niet dat ert veel op te eten over was, het leven had alleen de restjes overgelaten van wat, zonder overdrijven, vòòr zijn ziekte een goed getraind en tamelijk exquis lichaam was geweest.
Zijn neus was haviksneusachtig onder zijn hoge voorhoofd, zijn wimpers rustten als donkere schaduwen op zijn wangen. Er was geen ontkomen meer aan, dood is dood, dat is de wet, nooit meer branieachtig bloed dat door je aderen stroomt , nooit meer vruchtbaar en warm, je kunt nooit meer tegen zo´n lichaam aan kruipen en zeggen, o wat ben je lekker warm. Die flauwekul van jezus die opstond uit zijn graf moet je dan ook niet serieus nemen, het is niks meer dan wishful thinking. Is het niet wrang dat, hoeveel door iedereen ook aan de lopende band eerst gelogen wordt, op de meest onverwachte momenten dezelfde mensen als bij toverslag de waarheid blijkt te spreken.
Nadat de stem die het droeve nieuws van Petra´s dood bracht, was verstomd, en ik de telefoon had gelegd, moest ik overgeven, het zweet brak me uit, als bij een koortsaanval , net als bij die afschuwelijke griep van verleden jaar. Ik raakte uitgeput en in mezelf gekeerd, ze zich er toen ontzettend zorgen over gemaakt, ze dacht dat mijn auto- immuun ziekte van vroeger weer opspeelde.
Met het opzeggen van mantra´s haal je iemand niet terug, dat heeft de geschiedenis bewezen, ik zal de zaak op de één of andere manier met beelden moeten stutten, visualiseren heet dat, dan kan ik haar melodieuze stem ook weer horen. Zoals ze klonk voordat het fout ging tussen ons.